zaterdag 18 juni 2011

mijn woordenboek 327

ANTIKLERIKAAL

’t Is niet omdat ik vlees eet dat ik iets tegen vegetariërs heb. ’t Is niet omdat ik mij, in seksueel opzicht, door vrouwen aangesproken voel dat ik homofoob zou zijn. En al evenmin ben ik antiklerikaal omdat ik al 35 jaar geleden van mijn, mij door mijn omgeving aangeprate, geloof ben gevallen. Het is niet omdat er enkele priesters met hun poten niet van de ‘onschuldige kinderen die zij tot zich hebben laten komen’ kunnen blijven, dat het allemaal pedo’s zijn. En het is al evenmin omdat de kerk in de negentiende en gedurende de grootste helft van de twintigste eeuw een instrument is geweest van het kapitalisme, dat deze instelling alle verdiensten moet worden ontzegd, bijvoorbeeld op het vlak van pedagogie, goede omgangsvormen, indeling van de toegenomen vrije tijd, sociale cohesie en maatschappelijke ordening. Wie afstand neemt, heeft alvast het voordeel een overzicht te krijgen. En dan kun je niet anders dan zien dat te extreme afwijzingen voortvloeien uit verblinding, domheid, haat. Uit irrationele, rabiate en viscerale afkeer. Uit frustratie, rancune en wraakgevoelens.

Antifascistisch bijvoorbeeld, dat ben ik natuurlijk wel. Er bestaan geen goede fascisten. Ik ben ook tegen de banken, tegen de gsm-operatoren, tegen mensen die met een SUV rijden. Maar ook tegen diegenen die de banden van die SUV’s lossen omdat ze denken daarmee die mensen die met een SUV rijden ertoe te bewegen niet meer met een SUV re rijden. Ik ben tegen domheid in het algemeen. En tegen het ondoordacht te vaak gebruiken van hetzelfde letterwoord in één zin.

Antifascistisch hoor je te zijn en daar valt verder niets over te zeggen – daarom ook dat ik er in dit woordenboek geen apart lemma aan wijd. Maar antiklerikaal?

Overigens klinkt in het woord klerikalisme iets vestimentairs door. Ik ben te jong om de kerk van kant en ruches te hebben meegemaakt, met het wierookvat werd in mijn tijd al veel minder enthousiast gemolenwiekt, en de catechismus zat al in zijn vagevuur tussen kerkstoelgleuf en rommelmarkt. Maar soms denk ik: de soutane en de Romeinse boord hadden toch het voordeel van de duidelijkheid. Als je dan al antiklerikaal wou zijn, dan was de vijand tenminste zichtbaar.

Toen ik jong was gingen priesters die hip wilden zijn iets te gemakkelijk op in de grijze massa. En nu, ja nu, kwijnen ze weg in bejaardentehuizen of Franse kloosters. Ik denk, met soutanes liepen ze nu misschien nog fier op straat.

Als er al een clerus is waar ik tegen ben, dan is het tegen de clerus die het Latijn heeft afgezworen. Georges Brassens, een zeer tolerante en humanistische mens, wist het al:

Ils ne savent pas ce qu’il perdent, tous ces fichus calotins,
Sans le latin, sans le latin, la messe nous emmerde.
A la fête liturgique, plus de grandes pompes, soudain,
Sans le latin, sans le latin, plus de mystère magique.
Le rite qui nous envoûte s’avère alors anodin,
Sans la latin, sans le latin, et les fidèles s’en foutent
O très Sainte Marie, mère de Dieu, dites à ces putains de moines
Qu’ils nous emmerdent sans le latin.