maandag 23 januari 2012

2754 / schrikkel 017a


Drie maanden per jaar, dat is een volledig trimester, staat op het stationsplein van Brugge een heel ijssculpturendorp. Wat een jaar of tien geleden begon met een tent, is inmiddels uitgegroeid tot een evenement met bollenkraam, café, apart onderkomen voor de ticketverkoop, enzovoort. Duizenden mensen komen zich vergapen aan de tijdelijke beeldhouwwerken die, zeer gepast voor een winterevenement, uit ijs zijn vervaardigd.

Eén probleempje: er zijn geen winters meer. Om het tot sprookjesfiguren verkapte ijs in vorm te houden, dient de hele barak tot het vriespunt gekoeld te blijven – slechts ingewijden weten hoeveel energie daarvoor nodig is bij een buitentemperatuur die nauwelijks onder de tien graden zakt. Men kan er een ijscrème op verwedden dat een flinke hap uit de omzet hier de lucht wordt ingeblazen. Maar geen nood, het publiek dat dit soort kitsch aangrijpt voor een dagje uit, is vanzelf niet het meest milieubewuste en ergert zich alleen maar aan wie zich geroepen voelt om met het geheven vingertje een opmerking over de ecologische impact van dit soort manifestaties te maken. Moralist! Groene jongen! Elitaire ecologist!

Dit jaar werd uitgerekend op de eerste vriesdag een punt gezet achter het ijssculpturenfestival. Altijd interessant om dan eens met een fototoestel langs te komen. Niet dat ze pottenkijkers dulden, hoor – maar als je het goed aan boord legt, kun je wel leuke plaatjes schieten. Van de generatoren bijvoorbeeld, die drie maanden onder een beschermkap hebben staan draaien opdat niemand ze zou zien. Van het ijskasteel in de tent dat met een bulldozer wordt afgebroken. Van de kunstig gekapte ‘beelden’ die op een container worden gegooid. Of van deze ijsbeer, die lijkt te mogen terugkeren naar een van die schotsen in het Hoge Noorden die mede door toedoen van alle ijssculpturen- en ijspistenongein bij ons van de ijskap is losgekomen – waardoor hij, de beer, in de hoofden van sombere doemdenkers hét symbool van het opwarmende aardklimaat is kunnen worden. ‘Eisbär'n müssen nie weinen.’