dinsdag 22 mei 2012

geen verloren tijd 37

I, 284-289

Een maand na het incident met de brief komt Swann te weten, door een lompe verspreking van de schilder, dat hij niet is uitgenodigd om samen met de Verdurins en Odette te gaan picknicken in Chatou. Het wordt hem met de grootst mogelijke hypocrisie niet rechtstreeks gezegd. Het gezelschap gaat uit elkaar. Odette komt samen met Forcheville in een koets te zitten, Swann blijft alleen achter. Hij kijkt zo beteuterd dat zijn koetsier hem vraagt s’il n’était pas malade ou s’il n’était pas arrivé de malheur (285:41-42). In haar nagesprek met haar echtgenoot hekelt Mme Verdurin Swanns lompheid. Wat denkt hij wel, dat Odette van hem is? En ze noemt hem een sale bête (285:32), waarmee ze, aldus Proust (en alleen hij kan het weten), zonder het te beseffen precies dezelfde woorden gebruikt als in Combray Françoise, wanneer de kip die ze aan het slachten is niet meteen dood wil gaan.

Swann weigert de diensten van zijn koetsier en gaat te voet naar huis. Hij denkt aan de Verdurins en de kring lijkt hem, nu Odette er een ander ontmoet, belachelijk en minabel. Hetzelfde geldt voor de picknick in Chatou: wat een kleinburgerlijke bedoening! En hoe armzalig schijnen de grapjes van Mme Verdurin, waar hij vroeger samen met Odette smakelijk om kon lachen, hem nu toe! Hij roept met kletterende minachting voor zich uit, terwijl hij naar huis stapt: J’habite à trop de milliers de mètres d’altitude au-dessus des bas-fonds où clapotent en clabaudent de tels sales papotages, pour que je puisse être éclaboussé par les plaisanteries d’une Verdurin (‘Ik woon te mijlenhoog boven de poel waar dat soort vuile prietpraat klotst en kleddert om te worden besmeurd door de grappen van een medam Verdurin’, vertaalt Thérèse Cornips nogal vrij; 287:5-8). Swann trekt alle registers van zijn misprijzen open en vergelijkt de kring van de Verdurins met le dernier cercle de Dante (287:37). En hij besluit zijn diatribe: Dieu merci, il n’était que temps de ne plus condescendre à la promiscuité avec cette infamie, avec ces ordures. (288:18-20)

Maar natuurlijk zijn deze woorden er meer pour assouvir sa colère que pour exprimer sa pensée (288:36-37). En die pensée is wel degelijk: dat hij wil uitgenodigd worden voor de picknick. Maar hij wordt niet uitgenodigd, bevestigt Mme Verdurin nu ook ten aanzien van dokter Cottard, die van niets weet en ernaar vraagt. Et il ne fut plus question de Swann chez les Verdurin. (289:21-22)