maandag 14 mei 2012

schrikkel 128

De jongeman die voor me loopt, schreeuwt het uit: kijk naar mij en beoordeel mij. Ik neem zijn vraag op en denk, bij wijze van antwoord: deze persoon wil, afgezien van die vraag om aandacht, niets met mij te maken hebben. Hij sluit zich af met een kap en daaronder muziek en heeft schijt aan zijn omgeving – een banaal voorgeborchte van de provinciestad B. – en dus ook aan mij. Daarom laat hij alvast zijn broek zakken. Ik heb echter geen schijt aan hem, ook al ken ik hem niet, en sla aan het denken.

Jonge mensen hechten veel belang aan hoe ze door anderen worden gezien. Perfect normaal is dat: hun ‘identiteit’ is nog niet gevormd en dus kunnen – en moeten – ze nog volop grenzen aftasten. Het ‘imago’ dat ze nastreven, het beeld dat ze naar buiten uitdragen, vormt echter een zeer wankel evenwicht – om niet te zeggen: onevenwicht – met hun zelfbeeld. Zolang een stabiel evenwicht niet is bereikt, zijn de uitingen extreem – zoals een wijzer op een balans kan uitslaan zolang het gewicht niet tot rust is gekomen. Pas in volwassenheid worden standvastigheid en continuïteit bereikt, vermoed ik – al is het resultaat nooit definitief: onder meer de modes zorgen voortdurend voor onrust.

Het zelfbeeld kan pas ontstaan door grenzen af te tasten. Die grenzen zijn een sociaal gegeven – het bizarre is dus dat de hang naar authenticiteit, vaak verward met uniciteit of origineel zijn, in hoge mate berust op conformismen. Maar goed.

De provocatie – want dat is het toch? – van deze jongeman kan er, wat mij betreft, gerust mee door. Het passeert wel. En: zijn we niet allemaal zo geweest? Wat ik minder onschuldig vind, is het feit dat hij zijn hebben en houden in een misschien door kinderhanden in een of ander Indiaas of Filippijns atelier aan elkaar genaaide rugzak van een hippe multinational met zich meedraagt, een rugzak waarvan het prijskaartje ongetwijfeld een onwaarschijnlijke disproportie weerspiegelt tussen productiekost en verkoopprijs, een verhouding die – alweer – uit balans wordt geduwd door, naast de lage lonen, grondstoffenroofbouw, just-in-timetransporten, ecologische voetafdruk, enzovoort, enzovoort...

Ach. Denken valt zwaar, en het wordt vaak zwaar op de hand. Ik weet het. Maar ik zou willen dat die kerel zijn ogen opentrekt en samen met mij in een hoopvollere wereld zou kunnen leven.