donderdag 24 mei 2012

schrikkel 138a

Het talrijke gebroed van een van de zwanenkoppels op het Stil Ende heeft veel bekijks bij sluikparkeerders en wandelaars, maar ook bij buurtbewoners die als onvervalste ornithologen dagelijks komen verifiëren of de zes kuikens er nog allemaal zijn en het goed stellen. Al menig gesprekje werd hierover gevoerd achter de draad rond het langwerpige vijverpark. En al menige foto werd gemaakt, met compacttoestelletjes maar ook met uit de kluiten gewassen, van een stevige telelens voorziene spiegelreflexcamera’s. De evoluties worden hier van in de vroege lente op de voet gevolgd: de nestbouw, het broeden en na het uitkomen de komische parade te land en te water. Moeder – of vader, dat is mij niet duidelijk – zondert zich de hele tijd van de vroegste opvoeding af in een uithoek van de vijver, terwijl de kinderloze troep het centrale gedeelte blijft bezetten. Tussen beide bewaakt de andere ouder het overgangsgebied. Deze zorgvuldige territoriale – en ongetwijfeld ook pedagogische – opdeling blijft enkele weken gehandhaafd, tot de jongen, die nu nog van niet beter weten en als blinde kiekens achter dat grote lijf dat zij voor ‘moeder’ (of ‘vader’?) houden, aanwaggelen en -zwemmen, niet meer in te tomen zijn en op zoek gaan naar vrienden in de rest van de vijverpopulatie. Het is plezierig om deze ontwikkelingen gade te slaan. Het brengt iets heel vriendelijks in mijn buurt – iets wat mensen elkaar niet meer te bieden hebben, is mijn misantrope zelf geneigd daar aan toe te voegen.