donderdag 6 december 2012

los ingeslagen 48

1 november 2012

In het bistrootje aan het marktplein van Audresselles vroeg S. welke vijf mensen ik zou willen ontmoeten. Het mocht gelijk wie zijn, bereikbaar of onbereikbaar, levend of dood. Interessant idee, vond ik – en ik stelde meteen voor om elk afzonderlijk een lijstje op te stellen. De enige naam die we gemeenschappelijk hadden was die van Montaigne. Vreemd, waarom uitgerekend Montaigne – die toch nauwelijks of zelfs helemaal geen rol van betekenis speelt in onze levens? Zij had het vooral op schrijvers – Queneau, Céline – maar ook op figuren uit de wereld van de film: Ingmar Bergman, Aki Kaurismaki. Ik noemde: Sebald, Bashung en Wim Sonneveld. En uit wat we de privésfeer zouden kunnen noemen: F.G. Wat later, toen we al onze wandeling naar Ambleteuse hadden aangevat, dacht S. aan haar enkele jaren geleden overleden vader. ‘Ja, ik ruil Céline voor mijn vader.’ ‘Niet Queneau?’ vroeg ik. ‘Neen, niet Queneau!’ En nog wat later – ik had mij al de hele tijd lopen afvragen wat ik nu in godsnaam aan Wim Sonneveld zou vragen – had S. allevijf haar rendez-vous veil voor één weerzien met haar overleden vriendin A..