donderdag 20 december 2012

los ingeslagen 54

12 november 2012

Een van dé dooddoeners van de afgelopen jaren – zo eentje waarmee je als met een vliegenmepper een argeloze volgevreten vlieg tegen de toile cirée van bomma’s keukentafel platmept – is wel de wending: ‘Uit studies is gebleken dat…’ Ik probeer er ook eentje, om haar op flessen te trekken.

Uit een studie van de universiteit van Birmingham is gebleken dat het chocopastaverbruik met grotere verpakkingen groter is dan met kleinere verpakkingen. De onderzoekers volgden gedurende drie maanden twee groepen proefpersonen. De tweede groep werd beschouwd als verificatieproef op de eerste groep. Alle resultaten werden in de proef bevestigd.

Beide groepen werden choco van het merk ‘Boerinneke Mario’ voorgeschoteld uit afwisselend grote (1 kg) en kleine (0,5 kg) verpakkingen. De eerste vaststellingen werden bevestigd door alle volgende: uit de grote potten werd meer chocopasta op de boterhammen gesmeerd dan uit de kleine potten. Wij vroegen professor Willis, specialist consumentengedrag en reflexmatige attitudes, naar een mogelijke verklaring. ‘Het blijft natuurlijk giswerk,’ aldus de professor, ‘maar wij vermoeden toch dat de omvang van de verpakking een zeer duidelijke impact heeft op het consumeer- en smeergedrag van onze proefpersonen. Wij hebben kunnen vaststellen dat de boterhammen dunner besmeerd worden wanneer de pot, groot of klein, pas geopend is of bijna leeg. De verklaring voor het dunner smeren bij bijna lege potten ligt voor de hand: dat is een kwestie van slinkend aanbod – en het vraagt ook meer moeite om voldoende choco bij elkaar te schrapen. De spaarzaamheid bij pas geopende potten is moeilijker te duiden. Daar bevinden wij ons op een – zo u wilt – ‘symbolisch’ niveau. Er valt als het ware een aarzeling waar te nemen om het smetteloos gaaf choco-oppervlak in de pas geopende pot te schenden. Nader onderzoek zal dit fenomeen verder moeten duiden, eventueel op basis van interviews met de proefpersonen. Wij zoeken op dit ogenblik de nodige fondsen voor dit bijkomende onderzoek. Bij het smeren tijdens de tussenperiode na het verbreken van het gave oppervlak en voor het bereiken van de bodem kon geen noemenswaardig verschil worden genoteerd tussen de kleine en grote potten. De coëfficiënten waren, in absolute cijfers, in elk geval te klein om van een significant verschil te spreken. Het lijkt er in elk geval op dat de proefpersonen in dat segment van de pot even gul graaiden. In spreektaal gezegd zou je kunnen gewagen van een “het kan niet op”-attitude.’

Maar, professor, hoe verklaart u dan de hoofdbevinding van uw onderzoek, dat er uit grote potten dikker wordt gesmeerd dan uit kleine?

‘Heel eenvoudig, het is een kwestie van gemiddelden. Bij kleine potten voltrekt de cyclus van dunner smeren bij oppervlak en bodem en van guller in de middenfase zich twee keer waar deze cyclus bij een grote pot maar één keer wordt doorlopen. Dat geeft in totaliteit een spaarzamer consumptiepatroon bij kleine potten.’

Dank u, professor. Veel succes met uw onderzoek naar het verbreken van de gave oppervlakken. Hopelijk vernemen wij spoedig van u meer over het bijkomende onderzoek aan de hand van interviews. Nog één vraagje: kunt u bevestigen dat deze resultaten ook gelden voor potten met jam of Luikse siroop?