dinsdag 12 februari 2013

De Toverberg 8


Grillen van Mercurius

September gaat over in oktober, zonder dat de tijd zelf deze cesuur markeert. <293> Een nazomer stelt het intreden van de winter nog even uit. <294> Er is zonnewarmte maar onderhuids toch ook een kilte – wat merkwaardig overeenstemt met de fysieke toestand van Hans Castorp, die overigens niet zo bezig is met het exact markeren van de voorbijglijdende tijd. Hij verkeert als het ware in een nevel en voelt ook niet de behoefte ‘zich van deze roes te ontdoen’. <295> Deze ‘roes om de roes’ wordt nog gevoed door Clawdia Chauchats onbereikbare verschijningen in de eetzaal. Hans beseft dat Settembrini deze houding ‘een vorm van verdorvenheid’ zou noemen. Dit brengt hem op het idee dat de ziekte van Clawdia Chauchat wel ‘van morele aard’ moet zijn – <296> en hij herinnert zich hoe hij haar aanvankelijk verwenste omdat ze zo met de deuren smeet. Hans Castorp vindt dat Settembrini te ongenuanceerd alle Russen over één kam haalt. <297> Voor hem behoort Clawdia Chauchat tot de ‘goede Russen’, ja zij is in die mate goed dat hij haar begint te imiteren. ‘Kort gezegd was onze reiziger nu dus tot over zijn oren op Clawdia Chauchat verliefd’. <298> Deze verliefdheid – die ook gepaard gaat met hitterillingen – kent twee componenten: het lichaam van Clawdia Chauchat en de ijle droom van een jonge man. De verliefdheid veroorzaakt vreugden én smarten. <299> De vreugden doen zich onverwacht voor, bijvoorbeeld als Hans Castorp Clawdia Chauchat kan laten voorgaan bij de deur van de eetzaal <300> of wanneer hij voor haar het gordijn kan dichttrekken wanneer de zon haar in de ogen schijnt: ‘alledaagse dingen worden apart, wanneer ze een aparte voedingsbodem hebben’. <301> Hans Castorp probeert zich na het eten op het terras ‘door middel van’ Joachim en <302> Hermine Kleefeld op te dringen aan het gezelschap  van Clawdia Chauchat. Hij oogst slechts een blik van verachting. <303> Deze afwijzing heeft tot overmaat van ramp dalende temperaturen tot gevolg: Hans Castorp is minder ziek en maakt daardoor nog minder deel uit van Clawdia Chauchats kringen. <304> Hans en Joachim halen Clawdia Chauchat in op de wandeling. <305> Dit keer reageert ze vriendelijker en dat is als ‘de verlossing’. <306> Het enige tastbare resultaat echter van deze kortstondige ontmoeting is een hervatting van de verhoging.

Encyclopedie

Een verliefde verraadt in alles zijn verliefdheid en heeft het moeilijk zijn waardigheid te bewaren. <307> Hans’ amourette met Clawdia Chauchat is slechts een van de vele relatietjes die zich in het sanatorium in de ogen van elk goede waarnemer – en dat is iedereen hier – ontwikkelen. Je kunt met verliefdheden lachen, <308> maar ze zijn toch wel bloedernstig. De gekweldheid die ermee gepaard gaat, kan niet verborgen blijven. <309> En Hans Castorp doet dan ook geen moeite in die zin, toch niet meer moeite dan hij uit overwegingen van fatsoen aan Joachim verplicht is. <310> De postbedeling op zondag brengt een mogelijkheid van contact. <311> Het is zelfs zo dat Hans Castorp dat moment afwacht maar wachten is ‘tijd en heden niet als geschenk, maar als hindernis ervaren’. <312> Hans Castorp vindt madame Chauchat mooier dan ze is: ‘in geval van verliefdheid komt het esthetisch verstandelijk oordeel evenmin tot zijn recht als het morele’. Op Settembrini’s vraag naar zijn toestand antwoordt Hans Castorp gevat: ‘het went wel, dat het niet went’. <313> Settembrini waarschuwt, alluderend op Clawdia Chauchats aanwezigheid, voor de gevaren uit het Oosten en bekijkt Hans Castorps röntgenfoto. <314> Hans licht zijn leermeester in over het feit dat hij langer zal blijven. <315> Settembrini waarschuwt nog eens voor de gevaren uit het Oosten. Ze springen daar veel te kwistig om met de tijd. Geen wonder: ‘Waar veel ruimte is, daar is ook veel tijd’. (Daarom ook wellicht dat Clawdia Chauchat altijd te laat in de eetzaal aankomt.) Hans Castorp moet de westerse beschaving bewaren! In het Westen moeten tijd en ruimte productief worden aangewend, dat wil zeggen: ‘in dienst van de vooruitgang’. Tijd en ruimte zijn er een kostbaar goed. <316> Deze privéles komt bij Hans Castorp over als een vermaning. Settembrini vraagt zijn pupil niet al te lijdzaam om te gaan met het lijden. <317> Hij toont Hans Castorp de papieren die hij net met de post heeft ontvangen. Hij werkt mee aan een Sociologie der Kwalen voor de ‘Internationale Bond ter Organisatie van de Vooruitgang’, <318> een vennootschap dat het geluk van de mensheid wil bevorderen, <319> en dit onder het motto ‘ordening en schifting zijn het begin van alle beheersing’. De onderneming behelst niets minder dan een sciëntistische benadering van het menselijke lijden. Settembrini moet voor alle facetten daarvan in de bellettrie voorbeelden zoeken. <320> Een extra moeilijkheid is natuurlijk, laat Mann niet zonder op zichzelf gerichte ironie Settembrini opmerken, dat ‘de bellettrie bijna als regel het lijden tot onderwerp gekozen heeft’. Zo werk ik, zegt Settembrini, aan de vooruitgang. Maar dat kan Hans Castorp, als ingenieur, enkel in het laagland doen – en daarom mag hij zich niet nestelen op de Berghof. <321> Settembrini maant Hans aan naar huis terug te keren <322> en hij insinueert dat als Hans dat vooralsnog niet doet, dat dat dan is omwille van de ‘kwaadaardige hunkering’ van het lichaam. <323> Settembrini is het lichaam niet vijandig gezind, maar zijn principe is toch in eerste instantie ‘de geest’. De adeldom van de mens zetelt ‘in de geest, in de rede’. <324> Ja, op een dag zal het humanisme de gebondenheid aan het lichaam ‘als een smaad’ ervaren en daarin Plotinus beamen, die ‘zich schaamde een lichaam te hebben’. Of Voltaire, die protesteerde tegen de aardbeving van Lissabon. <325> De ware humanist verzet zich tegen het overwicht van het lichaam of de natuur, en dus ook tegen de psychoanalyse, die de menselijke onvrijheid ten aanzien van duistere processen bevestigt.