zondag 17 februari 2013

wolken 571-573

wolkenfragmenten uit Hermann Hesse, De Steppewolf

571
Die dag was voorbijgegaan zoals de dagen meestal voorbijgaan; ik had de tijd gedood, zachtjes gedood met mijn primitieve en schuchtere manier van leven; ik had een paar uur gewerkt, oude boeken bestudeerd, ik had twee uur lang pijn gehad, zoals oudere mensen dat wel hebben, had een poeder ingenomen en me verheugd dat de pijn zich liet verschalken, had in een heet bad gelegen en de heerlijke warmte ingezogen, had drie keer post gekregen en al de overbodige brieven en drukwerken doorgekeken, had mijn ademoefeningen gedaan, de geheugenoefeningen dit keer maar voor het gemak weggelaten, was een uur gaan wandelen en had mooie, fijne, zeldzame vederwolken aan de lucht gezien. (301)

572
Wie las ’s nachts boven de Rijn de wolkentaal van de voorbijtrekkende nevel? (309)

573
Hij hief zijn handen op, alsof hij dirigeerde, en een maan of anders een bleke ster ging ergens op, over de rand van de loge keek ik in onpeilbare diepten, nevel en wolken trokken voorbij, gebergten en zeeën schemerden, onder ons strekte zich een onmetelijke op een woestijn gelijkende vlakte uit. (430)