zondag 9 februari 2014

Martin Scorcese, The Wolf of Wall Street


Overdrijven is onmogelijk

Een dolle, drie uur durende rit. Geen seconde verveeld – op die ene passage na waarin Scorcese een persiflage afsteekt op de platte leute die waarschijnlijk in dwaze Amerikaanse series schering en inslag is: wanneer stockbroker Jordan Belfort (Leonardo DiCaprio) compleet stoned naar zijn dure Lamborghini kruipt en die vervolgens glorieus in de prak rijdt – dat had voor mij niet zo uitgebreid gehoeven. Maar voor de rest: aan tempo geen gebrek.

Dit is dus Scorceses The Bonfire of the Vanities, zijn antikapitalistisch manifesto. The Wolf of Wall Street is een genadeloze zedenschets van het compleet gedegenereerde casinokapitalisme en alle uitwassen waartoe het aanleiding heeft gegeven, geeft en zal geven. Alle seks en drugs ten spijt, en alle denkbare andere ondeugden die, naar Amerikaanse normen gemeten, nogal vrijmoedig aan bod komen, ik denk niet dat hij heeft overdreven. Bovendien, en dat is een zo mogelijk nog opvallender kwaliteit: nergens moraliseert Scorcese. Hij toont en veroordeelt, dat wel – maar hij doet dat op een cynische en ook grappige manier, waardoor zijn ‘boodschap’ verteerbaar wordt.

Maar ja, als de wereld werkelijk is zoals hij hier wordt getoond, kan er dan nog van een ‘boodschap’ sprake zijn?

De ‘wolf’ van Wall Street is, in zijn groei naar het hoogtepunt van zijn rijkdom, sexappeal en macht (een onlosmakelijke drie-eenheid), het summum van bewijs dat The American Dream hout snijdt. (Op een gegeven ogenblik brult Jordan Belfort, als CEO van de firma Stratton Oakmont, zijn beate ‘medewerkers’ in ware televisiepredikantenstijl toe: ‘Stratton is America.’ Explicieter kan het niet.) Minder propagandesk in dienst van de illusie is daarentegen de neergang, die we óók te zien krijgen. Mocht het daarbij gebleven zijn, de film zou wel moraliserend zijn geweest. Maar daarna, pas dan, wanneer de gevallen held opnieuw overeind krabbelt, komt Scorceses werkelijk kritische houding op de proppen. Hij laat zijn held recidiveren: met dezelfde retoriek, met dezelfde ongebreidelde hebzucht, met dezelfde holle kreten, met dezelfde machtshonger en met hetzelfde rücksichtlose streven als bij de aanvang. Het enige wat is veranderd, is dat hij nu geen verkoper meer is maar verkoopinstructeur: vanuit de opgedane ervaring als crimineel (en in de gevangenis) gaat hij zich erop toeleggen nieuwe wolvenroedels klaar te stomen – hij leert ze hoe ze gebakken lucht moeten verkopen, hoe ze zich niets moeten aantrekken van de werkelijke noden van de mensen die ze moeten en willen bedriegen, hoe ze desnoods over lijken moeten gaan, hoe ze op hun beurt kunnen bijdragen tot de dictatuur van het kapitalisme.

*

Een van de sterke kanten van The Wolf of Wall Street is de visuele kracht die van deze film uitgaat. Scorcese weet bijzonder goed hoe hij poeha, drukte, beate gehoorzaamheid, retorisch geweld, hebzucht, decadentie enzovoort in beeld moet brengen. De sequenties in het landschapskantoor van Stratton zijn weergaloos: we krijgen een zorgvuldig uitgekiende choreografie van druk gesticulerende brokers te zien waarin de camera na in dat kantoor tussen frenetiek van plaats verwisselende acteurs een hele omzwerving te hebben gemaakt onvoorstelbaar precies getimed op het juiste moment op de juiste plek uitkomt: right in the face van DiCaprio, die aan een speciaal tot ons, kijkers, gericht peptalkje begint. De toespraken van CEO Belfort, overigens, zijn meesterlijk – meesterlijk in beeld gebracht maar zeker ook meesterlijk in tekstueel-retorisch opzicht. En ze worden werkelijk schitterend vertolkt door DiCaprio, die hier waarschijnlijk een van zijn grootste prestaties heeft neergezet. Zo is ook de dialoog aan boord van Jordans luxejacht weergaloos. Onze wolf probeert, na eerst twee schaars geklede decorstukken te hebben gevraagd om even de grote mensen, mannen, alleen te laten opdat die in alle ernst zouden kunnen praten, twee agenten van de FBI om te kopen.

Wat mij ook zal bijblijven, zijn de shots van de beate en verdwaasde massa’s brokers, die zien waar ze voorlopig nog niet bij kunnen, die kwijlen voor het charisma en de macht die ze – aangezien de happy altijd few zijn – allicht nooit zullen bereiken. Zo is het allerlaatste shot indrukwekkend. We zien Jordan Belfort als verkoopinstructeur een volle zaal toespreken. Show me how you do sell me a pencil vraagt hij aan de eerste in de voorste rij. Knullig antwoord. Hij herhaalt de vraag aan het tweede slachtoffer. Even knullig. Die twee zullen het nooit maken, dat wéét je. Dan komt de derde. Enzovoort. De camera treedt terug, gaat de hoogte in  en toont ons een hele zaal van smachtende, domme, hebzuchtige sukkels.


En dat beeld doet mij dan denken aan dat bekende schilderij van Giuseppe Pellizza da Volpedo, een icoon van de linkse kerk dat ‘in mijn tijd’ in postervorm menig studentenkot sierde: een falanx van misnoegde en strijdlustige arme mensen treedt naar voren en is duidelijk bereid om te strijden voor een ideaal dat niet bestaat uit het verwerven van zoveel mogelijke rijkdom voor één individu maar wel uit het verwerven van een menswaardig bestaan voor zoveel mogelijk lotgenoten. Ik weet niet of Scorcese deze associatie heeft beoogd. Het zou mij eerlijk gezegd verwonderen. Maar het doet er niet toe, hij heeft zijn point gemaakt en ik máák de associatie.

De ‘misdaadkomedie’ The Wolf of Wall Street is een prima tijdsdocument. In een doorgedraaide, overdreven tijd kunnen tijdsdocumenten nauwelijks overdreven zijn.