maandag 30 juni 2014

video tour 2

tractor binnenzetten from Pascal Cornet on Vimeo.

video tour 1

stilte langs Franse wegen from Pascal Cornet on Vimeo.

reactie



Beste Pascal, hartelijk dank voor je uitgebreide en weloverwogen leesverslag. Je hebt mijn bedoelingen goed aangevoeld en verwoord. De kritiek (ellenlange uiteenzettingen, te essayistisch en didactisch) begrijp ik ook. De combinatie van essay en roman was van meet af aan een gevaarlijk waagstuk, maar voor mij ook de enige vorm die bij deze onderneming paste: ik had het niet anders willen of kunnen doen. Het boek is daarom ook uitdrukkelijk gepresenteerd als ideeënroman, wat hopelijk bij de lezer andere verwachtingen wekt dan 'roman'. Het liefdesverhaal maakt wat mij betreft een belangrijk deel uit van de beschreven ideeën en is niet bedoeld om empathie op te wekken: het illustreert de manier waarop we onszelf en anderen kunnen bezien vanuit onze behoeftes, die nooit recht doen aan wie we werkelijk zijn. Claire is een constructie van de verteller, waarop hij zijn eigen tekortkomingen en frustraties projecteert. Deze verhaallijn is ingegeven door mijn fascinatie voor de volstrekt geconstrueerde liefdes en jaloezieën van Marcel (en Swann). En zo komt alles uiteindelijk weer terug bij Proust, En ja (zoals mijn uitgever me al zei), daarmee is het boek voor de 'geïnteresseerde liefhebber'. Het is heel prettig om van zo'n liefhebber een intelligente, kritische reactie te krijgen. Veel dank daarvoor! 
Hartelijke groet, Jelle

Jelle Noorman, Geen tijd voor Proust


Ik leerde Jelle Noorman appreciëren door zijn zeer goed gedocumenteerde en uitstekend geschreven essaybundel Mijn Frankrijk, die ik elke francofiel van harte wil aanbevelen. Als Proust-liefhebber wilde ik dan ook graag vernemen wat hij in zijn debuutroman Geen tijd voor Proust over Proust te vertellen heeft.

Al heel snel wordt duidelijk dat Noorman Proust bijzonder goed ként. Hij heeft de Recherche in de vingers, en dat heus niet alleen omdat hij de vertaling leverde voor de Nederlandse verstripping. Het kan niet anders of vele jaren van studiewerk zijn aan Geen tijd voor Proust voorafgegaan – wat de titel al meteen een knipoog voor de goede verstaander meegeeft.

In Geen tijd voor Proust schuwt Noorman het citaat niet. Integendeel: hij reproduceert in zijn roman hele lappen Proust – al moet gezegd dat hij dat in een eigen vertaling doet, waardoor de citaten dan toch iets meer ‘eigen werk’ kunnen worden genoemd. Noorman toont zich een bijzonder verdienstelijk Proust-vertaler. Zijn vertalingen lopen vlotter en lijken ook accurater dan deze van de ‘officiële’ Proust-vertaalster in ons taalgebied, Thérèse Cornips. (Wel jammer dat Noorman niet zegt waar de oorspronkelijke teksten zijn terug te vinden, wat een verificatie van die accuratesse zou vergemakkelijken.)

Voor alle duidelijkheid: Noorman gebruikt, zoals Montaigne het voorschrijft in het essay ‘Over de opvoeding’ (vertaling Hans van Pinxteren, opgenomen in Ouders en kinderen, 32), ‘andermans gezegdes alleen om het eigene beter te zeggen’. Zaak is nu om dat ‘eigene’ te achterhalen.

Proust-vertaler en Frankrijk-kenner Jelle Noorman is van 1964 en is dus wat je noemt een late debutant. Je zou kunnen zeggen dat hij veel tijd ‘verloren’ heeft. En ja, daar gaat zijn roman dus ook over: over hoe je dat verlies kunt goedmaken. Het ‘eigene’ dat Noorman vertelt, onder meer met behulp van Prousts citaten, is dan: de manier waarop hij (of zijn hoofdpersonage) de aarzeling heeft overwonnen die hem al die jaren heeft belet om echt aan het schrijven toe te komen – en laat dat nu net ook de inzet zijn van Prousts meesterwerk Op zoek naar de verloren tijd.

Geen tijd voor Proust is een uitstekend gekozen titel. Meerdere lezingen zijn mogelijk. Op een eerste niveau appelleert de titel natuurlijk aan iedereen die de Recherche al vele jaren heeft klaarstaan voor lectuur en er maar niet toe komt. Op een tweede en algemener niveau zou je kunnen stellen dat de titel suggereert dat de tijd waarin wij leven niet geschikt is voor een diepgravend, traag en op het eerste gezicht weinig sensationeel schrijver als Marcel Proust.

…in zo’n praktische, doelgerichte werkelijkheid, waarin een ideale versie van mezelf geen ijdele hoop of verwachtingen koesterde en zich liet leiden door realistische wensen en ambities, was ook geen tijd voor verwondering, geen tijd voor Proust. (355)

Maar er is een derde niveau. Geen tijd voor Proust betekent dan dat er voor of volgens Proust eigenlijk geen tijd bestaat, of toch niet in de gewone, lineaire, chronologische en meetbare zin zoals wij de tijd voorstellen. Proust rondt zijn zoektocht naar de ‘verloren’ tijd succesvol af (hij ‘hervindt’ de tijd) door een kunstwerk te creëren dat zich aan de tijd onttrekt, dat een soort van eeuwigheidswaarde verkrijgt. En misschien nog meer door alle zin te situeren in het schrijven zelf van dat meesterwerk, meer nog dan in het uiteindelijke resultaat van dat schrijven.

In de drang en in de scheppingsdaad verwezenlijken we onszelf, niet in de gestolde vormen die uit die daad voortkomen. (419)

Maar dat alles kun je onmogelijk begrijpen zonder inzicht in de filosofie van de tijd die Proust in zijn Recherche ontvouwt. Dat inzicht kun je krijgen door heel aandachtig Geen tijd voor Proust te lezen. Deze roman is een handleiding bij Proust, een poging om de inzet en draagwijdte van de Recherche te verduidelijken. Noorman doet dat voortreffelijk: hij biedt een diepgaande en heldere interpretatie van Prousts ideeën, die nochtans allesbehalve gemakkelijk te parafraseren zijn. Noorman heeft er uiteenzettingen voor nodig die de bewustzijns- en waarnemingspsychologie betreffen, maar ook de kwantumfysica. Ja, soms gaat hij echt de quasi-esoterische toer op. Ik ga daar nu niet dieper op in. Wie zich hierin wil verdiepen, moet maar Noorman of, beter nog, Proust zelf lezen.

Met de constatering dat kunst ons kan aansporen in onszelf af te dalen en contact te maken met een onpersoonlijker ik dat zich sterker verbonden weet met de vitale krachten van deze wereld, waarin we doorgaans als een slaaf van verlokkingen en verplichtingen ronddolen, gevangen tussen verleden en toekomst, had ik naar mijn idee een adequate opmaat geschreven voor een verdere verhandeling over Prousts verloren en hervonden tijd. Voor nadere uitwerking daarvan had ik al mijn vertrouwen gevestigd op zijn roman en essays. (281)

We kunnen ervan uitgaan dat dit citaat autobiografisch is (en dat dus het hoofdpersonage, zoals bij Proust een ‘verteller’, en Noorman tot op zekere hoogte samenvallen). De talrijke – altijd cursief gezette en dus duidelijk van de ‘eigen’ tekst te onderscheiden – Proust-citaten illustreren niet alleen Noormans betoog, ze vormen er ook een integrerend bestanddeel van. Soms zelfs laat Noorman ze grammaticaal versmelten met zijn eigen zinnen. Maar Proust is niet alleen in de citaten aanwezig. De roman van Noorman vertoont opmerkelijke overeenkomsten met de romancyclus van Proust. Hij begint met een slaapkamerscène, hij is circulair, de onwillekeurige herinnering speelt er een belangrijke rol in en tal van personages en situaties, bijvoorbeeld het bezoek aan elitaire culturele kringen, zijn duidelijk op personages (Charlus, Verdurin & tutti quanti) en situaties uit de Recherche geënt. En alsof dat allemaal nog niet duidelijk genoeg is, komen er uitdrukkelijk wendingen in voor als ‘Net als Marcel worstelde ik met…’ of ‘Net als Marcel was ik…’, enzovoort. Structurele overeenkomsten, parallellismen, vormverwantschappen en uitdrukkelijke verwijzingen zijn legio. En Noorman doet daar niet flauw over: dit is een proustiaanse roman in vele opzichten. Omdat hij over Proust gaat maar ook omdat hij vormelijk en stilistisch de grote Franse auteur zeer nadrukkelijk present stelt.

Het meest nadrukkelijk is Proust aanwezig in de thematiek. Niet alleen is Noormans roman een onderzoek van de tijd (dé Tijd), Noorman heeft het, net als Proust, ook over het schrijverschap. Waarom schrijven en, vooral, waarom daar zo lang mee gewacht? Wat is de betekenis van literatuur? Waarom is schrijven, en kunst in het algemeen, niets minder dan een zaak van leven of dood?

Dat alles is zeer ambitieus, uitstekend gedaan, prima verwoord en boeiend. Ja, Geen tijd voor Proust is een boeiende roman. Maar het is ook een moeilijke en – helaas, maar kon het anders? – niet helemaal bevredigende roman. Noormans ambitie is torenhoog. Niet dat hij Proust wil evenaren, zo realistisch is hij wel, maar de inzet is gevaarlijk groot: de theorie (Prousts tijdsopvatting) expliciteren en meteen ook illustreren met de vorm van de explicitatie. Geen tijd voor Proust wordt daardoor een topzware filosofische roman met ellenlange uiteenzettingen, die allemaal best interessant maar soms louter essayistisch en te didactisch zijn. Daardoor wegen ze zwaar door op de literaire kwaliteit van het tekstgeheel. Een wat schimmig liefdesverhaal dat bij mij eigenlijk nooit echt veel empathie opwekte, ook al omdat het tijdsverloop ervan behoorlijk ingewikkeld is, moet voor de nodige zuurstof zorgen.

Niet dat Noormans Proust-interpretatie geen hout snijdt want dat doet zij absoluut wel, maar ik vraag me af hoe iemand die niet zoals ikzelf een bijzondere belangstelling voor Proust heeft en gewoon ‘zo maar eens’ een roman wil lezen hier tegenaan kijkt.

dag 77



5 mei 2014

dag 7.5

Als je begint te tellen, zit het niet goed. Het aantal pedaalomwentelingen, de telefoonpalen, de strepen op de weg. Tot gindse boom probeer ik op de grotere versnelling aan te houden, pas dan verleg ik naar een kleinere. Of dat je denkt: Verspring, verspring, verspring dan toch! Dat zeg je in gedachten tegen je digitale kilometer-, of beter hectometerteller: wanneer heb je eindelijk weer 100 meter afgelegd? Hoelang duurt die beklimming nog? 4 kilometer? Met de schamele 6 per uur die ik nu haal, is dat nog 40 minuten! Nog 40 minuten dit ellendig kleine verzet trappen waarmee ik nauwelijks vooruitkom… Enzovoort. Dit kan ternauwernood nog plezierig heten. Met dit gewicht (lichaam + fiets + bagage) aan mijn benen zijn de bergen gekkenwerk. Ik moet ze zoveel mogelijk vermijden, dat is duidelijk. Vandaag en morgen, maar dan moet het uit zijn met de lange, zware, steile beklimmingen. Schrap die uitstap maar in de Cevennen, schrap de voet van de Pyreneeën. De heuvels van Bretagne en de Normandische en Picardische hellingen zullen al lastig genoeg zijn.

Picardië! Ach! De terrils van Le Nord! En daarna de Zwarte en de Rode Berg!