zaterdag 26 juli 2014

mijn woordenboek 388



ATHEÏSME 1



God bestaat niet. Natuurlijk niet – hoe zou het ook kunnen.

Dat is een eenvoudige vaststelling. Of neen, het is geen vaststelling maar niet meer dan een niet verifieerbaar en dus ook niet falsifieerbaar statement, waarvan de Angelsaksische taalfilosofen zouden zeggen dat het zinledig is en er eigenlijk niet toe doet, althans niet in dezelfde mate als ‘Er ligt een kat op de mat’ er toe kan doen want dat statement kan je er misschien nog voor behoeden dat je erover struikelt, over die kat… Maar goed, volstaat die eenvoudige vaststelling om eruit af te leiden dat diegene die ze maakt een atheïst is?

Misschien is enkel wie zégt dat hij een atheïst is er een.

Ik vind, maar ik zég het zo weinig mogelijk, dat God niet bestaat. Ik ben echter niet geneigd mezelf een atheïst te noemen. Ik vind: je moet over datgene waarover je niets weet zoveel mogelijk zwijgen.

Kijk, ik pas dit principe toe op de Palestijnse kwestie. (Ik schrijf dit op 26 juli 2014; in een zoveelste oorlog bombardeert Israël de Gazastrook, er zijn al meer dan achthonderd, pardon, duizend doden.) Moet ik in deze kwestie, die in zekere zin ook over God gaat, maar meer nog (aangezien olie méér bestaat) over olie, een standpunt innemen? Ik durf het te betwijfelen. Natuurlijk vind ik het sneu dat die akelige Joden onschuldige vrouwen en kinderen bombarderen in de Bezette Gebieden (dat is zo ook al erg hoor, te moeten leven in een Bezet Gebied en de hoofdletters veranderen daar niet veel aan), en dat ze bij elke onbeantwoordbare voltreffer bovenop een heuvel staan te juichen, maar zolang ik over die zaak niet alles weet, wil ik daar toch maar liever niet al te veel over zeggen.

Dat neemt niet weg dat het onloochenbaar zo is dat die bommen wel degelijk bestaan.

Informeert u zich dan maar eens terdege, hoor ik al iemand zeggen, dan zult u het vast wel erg vinden van die kinderen die op het strand door een bom worden weggemaaid. Dat zal wel, denk ik dan, maar ik doe het niet. Je kunt het luiheid noemen. Psychische en levensbeschouwelijke hygiëne is ook mogelijk. Een mens kan niet als een Atlas een hele wereld van leed en verdriet op zijn schouders tillen.

Maar stel nu eens: als God zou bestaan, zou het dan niet makkelijker zijn om met betrekking tot de Palestijnse kwestie een standpunt in te nemen? Ja, dat denk ik wel. Maar ik zou zeker en vast gemakkelijker een standpunt kunnen innemen met betrekking tot God.

Het probleem met God is dat je over Hem maar weinig informatie kunt inwinnen. Hij is nooit thuis, of Hij is in elk geval niet altijd op de plaatsen waarvan je graag zou hebben dat Hij er is. Een tijdje geleden dacht ik nog: hier hoeft Hij niet te zijn, ik heb Hem niet nodig, ik stel het ook zonder Hem wel. Dat Ie (hoofletter i) maar naar Oekraïne gaat, daar hebben ze Hem meer nodig. En kijk, daar schieten die tot de tanden bewapende ‘pro-Russische rebellen’ een lijnvliegtuig uit de lucht. Was God dáár geweest, het zou niet gebeurd zijn.

Of misschien wel, je weet het eigenlijk nooit.

Ik denk dat God op dit ogenblik evenmin in de Gazastrook is.

Het is uit dat soort afwezigheden dat ik vanuit mijn agnosticisme soms tot atheïsme neig. Soms denk ik: bewijzen dat Ie bestaat, kun je niet, maar er is wel heel wat evidentie voorhanden om te stellen dat hij niet bestaat – zoveel zelfs dat al het moois in de natuur, waar Hij dan altijd als vanzelfsprekend de verdiensten voor op zak mag steken, niet meer volstaat.

Maar ik wil, zelfs na Gaza, zelfs na de Oekraïne, nog mild zijn. Hij mag voor mijn part bestaan. Ik vind Hem alleen een beetje slordig. Hij zou wat stipter mogen zijn. Vind ik.



Zie ook: AGNOSTICISME