zaterdag 13 september 2014

tour 150



19 mei 2014

dag 21.3

Het Forêt de Brotonne strekt zich uit in een van de meanders van de zich tussen Rouen en Le Havre naar zee kronkelende Seine. De route forestière is enkel toegankelijk voor fietsers en voor wie over een machtiging beschikt. De putten in het wegdek zijn met groene verf omcirkeld. Van de ene kant van het bos naar de andere is het meer dan 15 kilometer. Midden in het bos, in mijn leven, houd ik halt. Onder een uitroeptekenbord staat enigmatisch: trous en formation. Ik moet aan Serge Gainsbourg denken en maak wat sommigen een selfie noemen. Met de zelfontspanner.


Ik luister naar wat er te horen valt: een licht, door de wind veroorzaakt geruis in de kruinen en natuurlijk de vogels. Ik stap weer op mijn fiets, het kleverig geluid van mijn banden op het ruwe asfalt vermengt zich met het geluidspalet. Plots hoor ik een geritsel in de berm links van mij, tussen de weg en een pas gerooid stuk bos. Iets lichtbruins, als een kind zo groot, vlucht in angst weg. Is het een hert, of een ree, ik weet het niet. Het is iets dergelijks. Het is in elk geval een volstrekt ongereglementeerde viervoeter, niet zoals dat kalf dat uit zijn weide gevallen was. Wat verderop schrik ik een roofvogel op. Groot, gevingerde vleugels, een langwerpige staart. (Thuis zal ik in De Europese vogels in kleur. Gids voor alle vogels van H. Heinzel, R.S.R. Fitter en J.F. Parslow, Elsevier 1973 (het allereerste boek dat ik met eigen centen aanschafte) in de afbeelding van een vrouwelijke blauwe kiekendief de grootste gelijkenis aantreffen met wat ik daar in dat prachtige bos aan de Seine statig heb zien wegzweven.)


Na de oversteek van de Seine nabij Jumièges, op het veerpont waarmee ik mij 27 jaar geleden, in een gammele R4, voor het eerst naar de overkant liet brengen, ga ik aan de voet van de twee kandelaartorens van de abdij, of wat daarvan overblijft, een koffie drinken. Op het terras zit naast mij een Engels pratend koppel, al wat oudere mensen – hoewel, ze lijken me hun wilde haren, die ik hun toedicht, nog niet helemaal te zijn kwijtgespeeld. Een gesprek ontspint zich. Ze konden de abdijruïne niet bezoeken vanwege de hond die ze bij hebben. Het stel komt uit Manchester. City or United?, vraag ik. Liverpool, antwoordt de man flegmatiek. We hebben het even over de kansen van de Engelse ploeg op het wereldkampioenschap, dat nu echt niet veraf meer is. De man gelooft er niet in. They will never be champions again. Het koppel informeert dan naar mijn fietsexploot, en vervolgens komt het gesprek onvermijdelijk op The Beatles. Drive My Car is ’s mans favoriete Beatles-song – wat mij inspireert om bij het wegrijden, nadat we elkaar een goede voortzetting van onze reizen hebben gewenst – zingend aan het terras voorbij te fietsen:

Baby you can drive my car
Yes, I’m gonna be a star

– wat die Britten bijzonder grappig vinden.