zaterdag 21 februari 2015

wolken 1375-1395



wolkenfragmenten uit Robert Anker, Fortuyn & Liefde

1375
Op een onstuimige ochtend in mei bevond ik me op die zolder, de wind kraakte in het gebinte, de bomen ruisten wild achter op het erf, de zon werd telkens aan en uit gezet door een nieuwe wolk die een paar uur geleden uit Engeland was vertrokken. (34)

1376
Een vale zon weet niet echt door de nevelige wolken heen te dringen. (35)

1377
De file loste plotseling op, het meizonnetje slaagde erin de wolken opzij te duwen. (49)

1378
Steven keerde zich naar de rivier waarvan het water plotseling verdonkerde door een passerende wolk waardoor de krijsende meeuwen even hun witte kleur terugkregen. (93)

1379
Veel erger was dat er zich wolken begonnen af te tekenen waar tussendoor licht kierde van de verborgen maan, een zwak licht maar genoeg om ze enigszins zichtbaar te maken. (101)

1380
Het was volkomen windstil maar aan de zuidoostelijke horizon had zich toch een flink pak wolken verzameld, niet echt dreigend, al zaten er wat donkere exemplaren tussen. (110)

1381
Hij glimlachte terug en legde zijn hoofd op zijn armen, aan verwarde gevoelens ten prooi, tot hij net als de anderen een beetje soezerig werd daar op het zandje aan het blauwzwarte water van het meer, en niemand die het opviel dat er vrijwel geen vogels meer te horen waren en dat de wolken hen vanuit het zuidoosten al tot op de helft waren genaderd, zichtbaar van samenstelling veranderend. (112-113)

1382
De zon verraadde zich door een lichte plek waar nevelslierten omheen kolkten, de wolkenstapelingen met een steeds zwartere lading hingen al bijna boven hun hoofd en verder weg, naar het zuiden toe, rommelde en lichtte het. (117)

1383
Blauwe lucht, om sommige bergpieken verzamelden zich wat kleine witte wolken, enorme rotsblokken, eindeloze puinvelden – wat een volstrekte onverschilligheid voor het menselijk lot! (145)

1384
Vic hupte meteen achter ze aan en binnen een paar tellen stond ik weer alleen in het unheimische bergland waar nu een enorme wolk voor de zon schoof en een koude wind opstak. (146)

1385
Achter de bergtoppen in het westen verzamelden zich wolken die echter niet de indruk wekten onze kant op te willen komen. (148)

1386
In het begin verliep de tocht vlot maar ik werd door ondoordringbare bosjes gedwongen mijn weg steeds hogerop te zoeken en al snel hoorde ik de rivier niet meer en was de bergstilte teruggekeerd die zich niet alleen als een geluid manifesteerde maar nu ook een ruimtelijke vorm aannam, een gigantische aanwezigheid van de ene dalwand tot de andere, en tot diep in het zuiden waar de zon omfloerst begon te raken door contourloze wolken, en achter me en boven me: ongenaakbare stilte. (155)

1387
Het moet alweer uren later zijn geweest, de zon stond vlak boven de bergrand in het westen, een lichte plek eigenlijk in druk bewegende nevelwolken, toen ik de rivier in de diepte hoorde ruisen (…) (156)

1388
Wat ik ook zag: inktzwarte wolken boven de bergkam. (157)

1389
Aan de overkant van het dal nieuwe bergen, blauwgrijs, met een kring van wolken om de top. (180)

1390
Ze houden pas halt als hun afdaling de wolken bereikt heeft en Geert ze wijst op de laagvlakte die daar geheel onder schuilgaat. (181)

1391
De wind is opgestoken en ruist in de bomen om de villa, de zon schiet geregeld achter de wolken tevoorschijn. (202)

1392
Gloria stond in een snoepkleurig, kaal landschap met lage heuveltjes en naast haar zat een hond (niet Kas) die ze over zijn kop aaide terwijl van pappa en mamma alleen de gezichten te zien waren die uitstaken boven een wit wolkje aan een blauwe hemel (…) (270)

1393
Boven de bosrand hangen grijze wolken die nauwelijks afsteken tegen de lucht maar opvallen door een zilveren rand. (272)

1394
Tot ze op haar negentiende een keer in de spiegel keek en iets zag wat ze daar al jaren had gezien maar nu met de beroemde ‘geheel andere ogen’: dat zich op haar bovenlip een bijna onzichtbaar snorretje had ontwikkeld van het allezachtste en blondste dons dat, leek het wel, tevoorschijn werd gestreeld door het ochtendlicht (het spiegeltje hing naast het keukenraam), telkens als het weer aangloeide nadat het door een wolk was gedempt. (289)

1395
De eerste dagen voelde de jongen zich een beetje verloren in de ruimte van het landschap waar de grote wolken eindeloos overheen waaien. (295)