maandag 29 juni 2015

brief aan Kathleen Cools


cc al wie het aanbelangt

Dag Kathleen,

We hadden vorige week op Facebook een nogal pijnlijke aanvaring. Ik gaf uiting aan mijn ergernis over de al te vrolijke toon van de presentatoren van het actualiteitsprogramma ‘De Ochtend’ (tijdelijk ‘BEL 10’) en deed dat in sarcastische bewoordingen:

Het volstrekt irritante en zelfgenoegzame presentatorengegibber in De Ochtend op Radio 1 moet dringend afgeschaft worden.

Jij was gedurende twee weken een van die presentatoren en voelde je dus aangesproken. Maar je reageerde behoorlijk gepikeerd. Je schreef dat als ‘BEL 10’ zou afgelopen zijn (wat inmiddels het geval is), ik ‘vast wel iets anders zou vinden om me aan te ergeren’. Ik antwoordde dat je het niet zo persoonlijk moest spelen, en herformuleerde mijn aanvankelijke klacht:

Het enige wat ik wilde zeggen, een beetje hyperbolisch, dat geef ik toe, maar laat ons zeggen dat het in een opwelling gebeurde: stop in godsnaam met dat olijke onder-elkaar-gebabbel, die grapjes heen-en-weer, dat vrolijke titsen. Daar heeft uw luisteraar echt geen boodschap aan.

Nu zie ik dat je je oorspronkelijke repliek (over mijn chronische behoefte om mij te ergeren) hebt verwijderd. Daardoor wordt natuurlijk een deel van het geprek dat zich onder mijn oorspronkelijke post ontvouwde onbegrijpelijk. Maar je vergat wel nog een ‘vind ik leuk’ te verwijderen onder het commentaar van iemand anders die zich, net als jij, ergerde aan mijn uithaal:

Jezus, facebook op z'n smalst. Malcontenten, verenigt u!

Kijk, Kathleen, het incident is in jouw ogen wellicht te onbenullig om er zoveel aandacht aan te besteden, maar ik vind het toch de moeite waard om duidelijk te stellen waar het mij om te doen is. Ik vind dit namelijk niet ‘Facebook op zijn smalst’. Integendeel. Hier ontstaat een discussie die ergens over gaat en die de zaken nu net in een bréder perspectief plaatst. En ik laat mij niet in de hoek drummen van ‘malcontenten’ voor wie ademen gelijkstaat met zich ergeren. Wie zich de moeite getroost om mijn blog te lezen en te bekijken, zal niet tot zo’n overhaast en geringschattend oordeel komen.

Mijn ergernis over het jolige toontje in het algemeen en in duidingsprogramma’s in het bijzonder wortelt in een veel bredere bezorgdheid.

Wat verwacht ik van een actualiteitsprogramma op de openbare omroep? (Ik heb het hier bewust uitdrukkelijk over de openbare omroep.)

Ik wil geïnformeerd worden. Op een zo objectief mogelijke, nuchtere manier. Ik wil geen Café Corsari-entertainment. Daar is Café Corsari voor. Ik wil geen presentatie die gezellig en gemoedelijk wil zijn.

Dat is, dacht ik, een redelijk verlangen. Als belastingbetaler ben ik cosponsor van de openbare omroep en ik vind het dan ook niet meer dan normaal dat ik mij mag verzetten tegen een impalming van die omroep door de commerciële logica. Die logica zorgt ervoor dat – à la limite – enkel programma’s die hoge kijk- en luistercijfers scoren, en die dus veel reclame-inkomsten genereren, kunnen blijven bestaan, en dat leidt dan weer tot uniformisering. Als belastingbetalende maar ook kritische gebruiker verlang ik dat de openbare omroep in zijn actualiteitsprogramma’s de werkelijkheid op een objectieve manier weergeeft. Voor zover die werkelijkheid veelzijdig, onprettig en complex is, kan een uniforme en vrolijke, gemoedelijke weergave ervan niet adequaat zijn.
Dat klinkt allemaal zwaarwichtig en theoretisch, maar je hebt samen met mij filosofie gestudeerd, Kathleen, dus zal je wel begrijpen wat ik bedoel.

De wereld is er slecht aan toe. Er is heel veel waarover we ons zorgen moeten maken. Maar we gaan liever dansend onze ondergang tegemoet. Kritische stemmen worden ervaren als spelbedervers. Vaak zijn dat hypochondrische intellectuelen die alleen maar moeilijke woorden gebruiken, het niet gezegd krijgen in zestien seconden, en die wij dus niet moeten in onze talkshow. Het anti-intellectualisme viert hoogtij. Wie ernstig is, wordt weggehoond.

Ik vind dat journalisten vandaag een zeer grote verantwoordelijkheid hebben. Ik ben er zelf een geweest, ik heb dus recht van spreken.

Journalisten hebben de morele plicht zich te verzetten tegen het dictaat van de Siegfried Brackes van deze wereld: houd koste wat het kost de aandacht van de domme kijkers en luisteraars vast, dat is belangrijker dan de complexe en ongemakkelijke werkelijkheid in al haar facetten te belichten. Een schematische, luchtige, vrolijke weergave is, hoe fout ook, te verkiezen boven een correcte versie waarop kijkers en luisteraars afhaken.

Journalisten hebben de morele plicht om zich bewust te zijn van het apparaat waar zij deel van uitmaken en waarin zij kunnen kiezen tussen het kortetermijnbelang van het eigen hachje en het langetermijnbelang van het dienen van de waarheid. In de wereld die wij vandaag kennen, betekent dit dat zij kritisch horen te zijn. En dat veronderstelt dan weer dat zij zich behoorlijk informeren. Alleen dan zullen zij de juiste vragen kunnen stellen.

Journalisten hebben de morele plicht om zich niet te laten gebruiken, laat staan manipuleren, door de macht, ook als die macht de media controleert, bijvoorbeeld door middel van beheersovereenkomsten en dotaties. Journalisten moeten het deel van de bevolking dat objectieve, juiste en desnoods ongemakkelijke informatie zoekt, bedienen. Zij mogen niet toelaten dat, integendeel, de machthebbers zich van een al te volgzame, te weinig kritische journalistiek bedienen. Zo vond ik de manier waarop de burgemeester van Antwerpen zich een paar weken geleden van Reyers Laat bediende ronduit stuitend.

Kathleen, ik ga je niet te lang meer bezighouden. Je bent allicht toe aan een welverdiende vakantie, na slopende weken in ‘Reyers Laat’ en na het – verdienstelijke, jawel! – programma ‘BEL 10’. Uiteraard lig ik niet wakker van wat olijk gegibber tussen presentatoren in een actualiteitsprogramma. Ik draai die knop wel om, zoals sommigen suggereerden, of ik informeer me via andere kanalen, wat ik natuurlijk ook al doe. Die kleine ergernis was maar een klein onderdeel van een veel ruimere bezorgdheid. Een bezorgdheid over de rol van de media, als ‘vierde pijler’, in onze democratie en in verhouding tot de totalitaire macht van de commercie. Dat klinkt hoogdravend. Dat weet ik, het zij dan maar zo.

Het ga je goed,