woensdag 24 juni 2015

op verhaal 61



Solo 7

In deze woonkamer waar zij haar laatste jaren sleet – en waar zij ook zou sterven maar dat wist Steven nog niet, dat het onafwendbare zich hier voltrekken, op het sleetse tapijt achter de stoel waarop hij tegenover haar aan tafel zat – spanden alle voorwerpen samen om hem het gevoel te bezorgen hier niet graag te zijn, hier zo snel mogelijk weer wég te willen. Allicht had zijn moeder haar bezittingen met liefde en verlangen verworven en verzameld en uitgestald – het tegendeel zou merkwaardig zijn –, toch leken ze levenloos, een vroegtijdige dood gestorven, gedoemd om liefdeloos behandeld te worden, uit elkaar getrokken, niet bewaard in elk geval door het nakomelingschap van dit schamele, moeilijke, grotendeels niet gelukte en ongelukkige leven.

De wandpendule met de koperen gewichten was al jaren geleden stilgevallen en zou dus alvast niet, zoals in mystificerende biografieën soms wordt gememoreerd, op hetzelfde moment als diegene die hem al die tijd leven had ingeblazen de geest geven. Het was voor Steven niet meteen duidelijk of het mechaniek defect was, dan wel of zijn moeder zich niet meer de moeite getroostte om de gewichten op te halen en, indien dat nodig was, ook nog eens de klok zelf juist te zetten door de grote wijzer in wijzerzin bij de zich immer voortspoedende maar hier in dit huis toch ook bijzonder traag verlopende tijd te draaien. Na het ophalen van die gewichten – waarbij de kettingen waaraan ze waren opgehangen een ratelend geluid produceerden – moest, zo herinnerde Steven zich (want de klok had al in zijn ouderlijke huis de tijd gemarkeerd), ook nog eens de stilgelegde of stilgevallen slinger opnieuw in beweging worden gezet. Het wonderlijke van zo'n penduleklok is dat hij eigenlijk een machine is die de zwaartekracht waaraan de gewichten onderworpen zijn opvangt en inzet om het onvermogen te compenseren van de slinger om, ondanks zijn voortdurende streven links en rechts en weer links en rechts van de verticale lijn die neerwaarts leidt vanuit het punt waaraan hij is opgehangen, de zwaartekracht te overwinnen. Zonder die gewichten zou de slinger een alsmaar geringer wordende reikwijdte bewerkstelligen, en daardoor ook alsmaar sneller heen en weer gaan waardoor hij ongeschikt zou worden om een gelijkmatig tijdsverloop te evoceren – maar hoe deze omzetting van constante zwaartekracht in compensatie van een ontoereikende slingerbeweging precies werkte, daar kon Steven zich geen voorstelling van vormen. Want bovendien moest deze slingerbeweging ook nog eens, middels een vernuftige constructie van radertjes en pennen en spiraalveren, in de trage rondgang van de grote wijzer en de nog eens twaalfmaal tragere rondgang van de kleine wijzer worden omgezet. En daar kwam dan ook nog eens bij dat dit mechaniek om het uur met het juiste aantal slagen tegen een schrille bel duidelijk maakte welk tijdstip, na alweer een uur, of zestig minuten, of drieduizendzeshonderd seconden, precies bereikt was. Steven herinnerde zich dat hij als kind vaak tijdens slapeloze nachten deze slagen geteld had – de woonkamer waar deze zelfde klok aan de muur had gehangen bevond zich in het ouderlijke huis onder zijn slaapkamer – en op die manier had geweten of hij wanhopig moest blijven proberen de slaap te vatten dan wel al min of meer gerustgesteld op het ochtendgloren kon beginnen te wachten.

Het ratelende geluid dat weerklonk telkens zijn moeder de langzaam, op het tikken van de tijd, gezakte koperen gewichten had opgehaald, was al lang verstomd, evenals het getik en het één tot twaalf keer schrille slaan op het uur. Stil was die klok alleen maar een lelijk ding.

En zo waren er in dit kille uitdoofhuis nog wel meer dingen stilgevallen, verstomd en betekenisloos geworden, verkild en ontdaan van leven. Op de buffetkast zwommen al jaren drie tinnen eendjes van verschillend formaat achter elkaar aan: de grootste, zoals het hoort, voorop. Maar ze kwamen geen meter vooruit, ze zwommen nergens heen. In de buffetkast bewaarde Stevens moeder al vele, vele jaren haar ongebruikte borrelglaasjes, olijfprikkers, servetringen, eierdopjes, cocktailglazen, onderleggers, kaarsen, tandenstokers, dessertvorkjes, taartscheppen, tafelkleden, tafelkleedklemmen...: de hele uitzet van festieve gelegenheden die zich hier nooit meer zouden voordoen.