maandag 23 november 2015

vierenvijftig 43


© Le Monde


16 november 2015

maandag

Hoezeer is ons empathisch vermogen niet verstoord door de karrenvrachten fictie die we over ons heen hebben gekregen? Mijn generatie is, hier, in dit land (vluchtelingen niet meegerekend), de eerste die geen oorlog heeft meegemaakt. Maar die wel die oorlog in overdosissen heeft verbééld gezien: in boeken en films, in de talloze documentaires die tot op vandaag de beide wereldoorlogen, maar toch vooral de Tweede, blijven memoreren, en dat met een aanhoudendheid die eigenlijk ziekelijk is. Het kwaad werd door deze overkill gebanaliseerd. Maar wij weten niet hoe het voelt te worden doorboord door een kogel of door de scherven uit een clusterbom. Wij weten niet wat het is om ons huis in puin terug te vinden, om geliefden te verliezen in een terreuractie, om te worden gedeporteerd als vee in een wagon. We kunnen de angst van een soldaat vlak voor de landing alleen maar zeer rudimentair navoelen – en daar hebben we sinds enkele jaren Spielberg voor. Wij kennen de geur van napalm niet, ook niet in de ochtend wanneer de jungle weer tot leven komt. Al die dingen kennen wij alleen uit de tweede hand. Voorgekauwd, geregisseerd, te behapstukken. En dan is het moeilijk om je voor te stellen hoe het is om in een concertzaal te worden neergemaaid. Onmiddellijk, zo merk je, wordt in de getuigenissen naar het geruststellende afweerscherm van de fictie gezocht. Die knallen, we dachten eerst dat het special effects van de show van The Eagles of Death Metal waren, zegt een overlever. Die knallen, dat zijn de wat zwaar uitgevallen pétards van een voetbalfan, dachten aanvankelijk de supporters in het stadion. Een geredde wordt onderschept door een cameraploeg: ‘Het was als in een film’ zijn de eerste en enige woorden die hij spreekt. Maar neen, het was écht. Hoezeer zijn wij vervreemd van de échte werkelijkheid? Hoezeer zijn wij door die vervreemding ook verzwakt? Omgekeerd zal die fictionalisering bij de daders van de terreur toch ook een rol spelen? Is er niet een opvallend grote gelijkenis tussen de oorlogshandelingen en bepaalde computerspelletjes? Drones worden van op afstand bestuurd – de man, altijd een man, die de knop indrukt hoeft zijn slachtoffers niet in de ogen te kijken. IS zou, las ik ergens, rekruteren via PlayStation. Wie daar de spelletjes goed speelt, wordt uitgenodigd om zijn skills in Syrië aan de werkelijkheid te toetsen. En ook achteraf, wanneer het geweld is overgetrokken en de tijd van rouwen is aangebroken, is er natuurlijk ook de fictie van de ideologie die wij aanhangen, of van de vlag waarin wij ons hullen. ¶