vrijdag 12 januari 2018

de winter van 2018 – 11



8 januari 2018

99 – Nu ik allebei de eindejaarsconférences heb gezien, mag ik vergelijken. Of moet ik zeggen: allebei de montages van de eindejaarsconférences?

Ik aarzel geen seconde: die van Michael Van Peel was veruit de betere. Hij acteert beter; zijn tekst was geen ‘tirade’, maar daarom bij momenten niet minder scherp of kritisch; het contact met zijn publiek zat goed; de show was met enkele rode draden sterk gecomponeerd en werd mooi afgerond met een sterk gebrachte versie van I will survive, uiteraard met een aangepaste Nederlandstalige tekst. Het Antwerpse patois, waar velen zich aan stoorden omdat het niet authentiek of zuiver zou zijn, of omdat het van een arrogante neerbuigendheid ten overstaan van ‘de parking’ zou getuigen, hinderde mij geenszins. Van Peel oversteeg ook de politieke commentaar door een levensles in te bouwen – uiteraard zonder prekerig te doen: het nieuwsfeit van de De NIPT of Niet-Invasieve Prenatale Test, een middel om het syndroom van Down bij een foetus te detecteren, en de ongelukkige uitspraak van Etienne Vermeersch daarover leidden tot de vraag wie nu de werkelijke ‘mongolen’ waren: die lieve, empathische, altijd enthousiaste mensen-met-helaas-die-beperking, of wij, die elke dag tegen onze zin opstaan, elke dag tegen onze zin in de file staan om tegen onze zin te gaan werken, nog eens tegen onze zin in de file naar huis rijden, waar we te uitgeblust zijn om, enzovoort.


Stijn Meuris, die ik in zijn hoedanigheid van zanger en liedjestekstschrijver hogelijk waardeer, ging wat mij betreft af als een gieter. Nu heb ik niets tegen kritiek op het politieke bedrijf, ik vind het zelfs heel erg nodig, maar laat het dan in godsnaam een beetje fijnzinnig worden gebracht. Niet zo bij Meuris. Hij ging een voor een de partijen af (met uitzondering van de extremen), en legde ze op hoogst voorspelbare wijze op de rooster: het clowneske van Ben Weyts; Kris Peeters als George Clooney; het rekenwonder Van Overtveldt; de grijze Bourgeois; de ‘kleine BMW’ van Maya Detiège; de ‘superieur’-uitspraak van Gwendolyn Rutten. Voortdurend liep Meuris zenuwachtig heen en weer, hij brulde aan een stuk door, liet veel te weinig rust en pauze in zijn voorstelling binnensijpelen – waardoor het meteen onmogelijk werd om naar een hoogtepunt toe te werken. De show brak dan ook af als een ijspegel van de dakgoot. Ook stoorde het mij dat hij zo op fysieke kenmerken van sommige van zijn ‘slachtoffers’ inhakte. Dat is altijd een zwaktebod.

Bij Meuris meer dan bij Van Peel had ik de indruk dat ik niet de volledige show had gezien. Dat kan aan de compositorische kwaliteit van Van Peel liggen versus het opsommende van Meuris, maar toch. Op het doek achter de heen en weer banjerende Meuris vormden een fraaie typografische compositie van namen en woorden in de uitsparingen het woord ‘tirade’. De meeste van die namen en woorden kwamen aan bod, maar niet allemaal. In de televisieversie werd bijvoorbeeld de naam ‘Francken’, wel degelijk op dat doek aanwezig, niet één keer vermeld. Men kan zich afvragen hoe dat komt.

En dan nog een algemene bedenking. Wat is het kritische effect van dergelijke eindejaarsconférences. Als kritiek op de politiek, zelfs indien scherp geformuleerd (zeker bij Meuris, die zich volgens mij tot op het randje van de laster-en-eerroof begaf), een vorm van amusement wordt, dan maakt ze zichzelf onschadelijk. Politici, die tegenwoordig openlijk en dus cynisch teren op de baten die de verwarring van feit en fictie hun oplevert, lachen in hun vuistje: ‘Laat het kiesvee voor de teevee maar lachen met die tot grap vermalen ergernis en woede. Ook slechte reclame is reclame, en als de onvrede op die manier wordt gekanaliseerd, blijven wij buiten schot.’ Zo bekeken worden Van Peel en Meuris even grote narren als trendsetter Hoste, die op den duur niets anders meer was dan een cynische, poenpakkende gatlikker van de macht.