donderdag 8 februari 2018

sapiens 3

lees hier van bij het begin

Een dag uit het leven van Adam en Eva

Tot twaalfduizend jaar geleden was Homo sapiens een jager-verzamelaar. Deze langdurige pre-agrarische voorgeschiedenis heeft sporen nagelaten in ons brein, dat nog niet de tijd heeft gekregen om zich aan de nieuwe levensomstandigheden aan te passen. In die onaangepastheid zou de oorzaak liggen van veel hedendaagse kwalen: vraatzucht, vervreemding, depressie, stress. Ook de seksuele patronen zouden heel erg verschillend geweest zijn van de huidige normen. Zo zou volgens sommigen met name monogamie ‘niet stroken met onze biologische software’, terwijl anderen dan weer beweren dat monogamie altijd de norm is geweest. Om hier klaarheid in te scheppen, moeten we meer weten over de leefomstandigheden van de jager-verzamelaars tussen de cognitieve (zeventigduizend jaar) en de agrarische revolutie (twaalfduizend jaar geleden). Het is moeilijk een eenduidig beeld te krijgen want onderzoek van de weinige nog bestaande jager-verzamelaarsgemeenschappen leert dat er een grote verscheidenheid is tussen de verschillende groepen.

We kunnen ervan uitgaan dat Homo sapiens in geïsoleerde groepen van enkele tientallen individuen leefde. De territoria waarover deze groepen foerageerden en jaagden, waren enorm: wereldwijd waren er minder dan tien miljoen individuen. Het overleven vergde veel kennis: van de omgeving, planten, dieren, weersomstandigheden, materialen, technieken, enzovoort. De jager-verzamelaar at gevarieerd, was minder vatbaar voor infectieziekten (die na de agrarische revolutie vooral door dieren zullen worden overgedragen), had, eens hij de volwassen leeftijd had bereikt, een verrassend goede levensverwachting (30 tot 40 jaar, het gemiddelde wordt door de hoge kindersterfte laag gehouden) en had, naar moderne maatstaven gemeten, zeer veel vrije tijd. Dat lijkt allemaal nogal paradijselijk, maar dat was het natuurlijk niet.

Oerverzamelaars waren animisten. Zij leefden in een wereld van bezielde materiële entiteiten (het bos, de rots, de rivier, enzovoort) en immateriële entiteiten (geesten, demonen, etcetera). En in die wereld was er geen hiërarchie: ‘De wereld draait niet om mensen of welke andere groep wezens dan ook.’ Maar veel valt hierover niet te zeggen, uit de weinige materiële sporen valt zo goed als niets op te maken. Het geloof in goden deed pas na de agrarische revolutie zijn intrede. Ook over de sociaal-politieke organisatie van het leven van de verzamelaars weten we niets met zekerheid. We kunnen ook weinig zeggen over hun vreedzaamheid dan wel oorlogszucht. Toch weten we niet niets over de prehistorie. De verzamelaars hadden een enorme impact op de ecologie van onze planeet. ‘De rondtrekkende groepen sapiens, met hun verhalen, waren de belangrijkste en meest destructieve kracht die het dierenrijk ooit had voortgebracht.’