maandag 4 juni 2012

uit een mail aan een kritische bloglezeres

(...)

Maar goed, we moeten het hebben over de nonnenfoto en wat ik daarbij heb geschreven.

Je hebt gelijk: ik had de woorden 'strompelende en verschrompelende kenauen' wellicht niet moeten gebruiken en misschien is het inderdaad beter dat deze religieuze relicten van een vervlogen verleden niet de knowhow hebben om zich op mijn blog te vergewissen van hun anachroniciteit.

Ik beken, ik was weinig respectvol. Hoewel? Heb je mijn tekst goed gelezen? Ik overloop hem nog even, samen met jou als je dat wil. Dat veronderstelt dus dat je die tekst er even bij neemt.

Het wordt inderdaad een zeldzaamheid, nonnen in het straatbeeld. Dat is niet méér dan een nuchtere vaststelling. De verwijzing naar geest, of Geest, is natuurlijk ingegeven door de reclame voor 'ESPRIT' op de foto. De link naar Sonneveld – en ik hoop dat je zijn sketch over de pinguïnnonnen op YouTube hebt bekeken – is niet toevallig: het gaat mij om de manier waarop je kùnt lachen met dingen, en toestanden, en zelfs mensen, die in een sfeer van eerbiedwaardigheid vertoeven. Door deze verwijzing in mijn tekst op te nemen, plaats ik mezelf – als het ware want ik hoor dat, in het licht van het genie van Sonneveld, met alle bescheidenheid te doen – in een bepaalde komische traditie. Of in elk geval: wat ik verder over die nonnen zeg, moet in het licht worden gezien van de ironie en de humor die van de sketch van Sonneveld afstralen. Met andere woorden: wat ik over die nonnen zeg, moet je niet helemáál au sérieux nemen.

Die ‘kenauen’, dat is erover. Dat geef ik toe. Hoewel, Van Dale zegt dat ‘kenau’ een ander woord is voor ‘manwijf’. Nonnen zo noemen, is derhalve een mening uitdrukken over het feit dat zij hun vrouw-zijn nooit ten volle hebben opgenomen. Het ‘strompelen’ en ‘verschrompelen’ is iets wat in mij, bij de aanblik van die nonnen, opkomt om het contrast met de winkelstraat, waarin enkel dynamiek en jeugdigheid van tel zijn, tot uitdrukking te brengen. Op ‘grijze muizen’ kom ik niet terug. Ik vind nonnen nu eenmaal niet ‘sexy’ – opnieuw: vanuit het perspectief van de waardenschaal van de winkelstraat. Een waardenschaal die ik, voor alle duidelijkheid, niet onderschrijf – maar het is wel een realiteit waar ik ook niet blind voor wil zijn! ‘Een leven laten voorbijgaan zonder echt te leven’, dat brengt de problematiek van het celibaat aan. Ik ben, en blijf, overtuigd van het feit dat iemand die nooit de warmte en de troostende compliciteit van de seksuele gemeenschap en eventueel het daaruit voortvloeiende (of voortspruitende) ouderschap heeft gekend, nooit écht, dat wil zeggen volledig, heeft geleefd. ‘Devote frustrées’? Ach, dat ik ze devoot noem, kan mij toch moeilijk worden aangewreven. En ‘gefrustreerd’? Ja, zowel als gevolg van hun onthoudingspolitiek als van de wetenschap dat we dat wellicht in min of meerdere mate allemaal zijn: gefrustreerd. En dan het ‘steriel’ en ‘vruchteloos’? Dat moet je in een en dezelfde betekeniscluster zien – dat zijn nu eenmaal de wetten van de literatuur (en literaire pretenties heb ik!) -: de dorheid van de nonnenschoot, en het per definitie – aangezien er, in mijn wereldbeeld, geen God bestaat – vruchteloze van hun gebeden. En dan dat ‘onbevlekt’ en ‘knikkebollend’: is dat blasfemisch? Ach, als dat blasfemisch is voor de katholieken, dan zijn zij even erg als de moslimfundamentalisten die moord en brand schreeuwen en bereid zich om zichzelf op te blazen voor een niet eens bijzonder spitsvondige cartoon waarop de baardprofeet met een bom staat te zwaaien. Bovendien is ‘onbevlekt’ – als ik het dan toch moet uitleggen – een allusie op dat volstrekt ridicule, eind-19de-eeuwse, dogma dat nu al in die mate meer verwarring heeft gezaaid dan duidelijkheid heeft geschapen dat het nu maar eens tijd wordt om er definitief afstand van te nemen. En dan de laatste opmerking, over dat alweer een dag dichter bij de verlosser staan. Dat is misschien de meest fundamentele kritiek die ik in mijn tekst heb binnengesmokkeld. De gelatenheid en het schaapachtige vertrouwen waarmee die devote katholieke vrouwen, die nonnen, zich naar het einde slepen en hun angst voor het sterven wegredeneren in een beaat geloof en zelfgenoegzame kwezelachtigheid. Ach.

Versta me niet verkeerd, Christiane. Natuurlijk heb ik niets te zeggen over de manier waarop andere mensen – nonnen en anderen – met hun sterfelijkheid omgaan. En natuurlijk weet ik dat veel van die nonnen – niet allemaal! – een werkelijk exemplarisch, dat wil zeggen: voorbeeldig, leven leiden of hebben geleden vol weldaden en inpirerende handelingen. (Ik heb er onlangs zo een leren kennen, ze had zich haar hele leven ingezet voor de geesteszieken in de Psychiatrische Kliniek Onze-Lieve-Vrouw op Sint-Michiels. Ik kan je zeggen: ik heb zéér veel bewondering voor haar opgevat.) Het enige wat ik met dat tekstje bij die foto heb willen zeggen – en ik geef het toe, misschien een beetje bruskerend en niet helemáál rekening houdend met alle mogelijke gevoeligheden –, is hoe het mij opviel hoe die twee – inderdaad strompelende en verschrompelende en grijze nonnen – totáál niet pasten in die winkelstraat en eigenlijk niets, maar dan werkelijk niets, van de geest (Geest) ofte ‘ESPRIT’ die zij zeggen te vertegenwoordigen overbrachten naar onze volslagen geseculariseerde 21ste eeuw.

Waarmee ik geen positief oordeel heb uitgesproken over de 21ste-eeuwse winkelstraat.

En dan is er in je reactie nog die sneer 'Gelukkig merken ze niet dat er steels van hen een foto wordt genomen.' Tja, wat moet er over dat steelse worden gezegd? - het zou ons heel ver kunnen voeren. Ik toon wat ik zie. Veel meer dan dat is het niet. Maar het betekent wel dat het te zien is. Is het tonen van wat te zien is diefstal?

Zo, ik hoop dat dit toch enige verduidelijking heeft verschaft.

Beste groet,

Pascal