donderdag 14 april 2016

Facebook als anesthesiemachine



Facebook gebruik je niet vrijblijvend. Iedereen weet dat, het staat in de kleine lettertjes die niemand leest. Wie er gebruik van maakt, maakt een weloverwogen keuze. Díe vrijheid hebben we nog: we kunnen het medium ook niet gebruiken.

We weten dus allemaal dat we in ruil voor dat formidabele communicatiemiddel gegevens afstaan, intellectueel of artistiek eigendomsrecht inleveren en onszelf in meerdere opzichten traceerbaar en controleerbaar maken. Facebook is een geldmachine die er als communicatiemachine uitziet. Maar Facebook is, al dan niet gewild en/of geduld door de overheid, ook een opiniemachine, een controlemachine, een manipulatiemachine. Facebook is, in elk geval en of we dat nu ‘leuk’ vinden of niet, een belangrijk instrument geworden in het zogenaamd democratische bestel waar wij deel van uitmaken, in onze samenleving.

Anderzijds is het ook zo dat Facebook er in niet geringe mate toe bijdraagt dat er in onze samenleving steeds minder wordt samengeleefd.

*

© Joey de Villa
Het wordt tijd dat ik mij bezin over mijn gebruik van Facebook. (Wat ik hier over Facebook te melden heb, is misschien mutatis mutandis geldig voor andere sociale media, maar ik heb daar geen ervaring mee.)

Er zijn een paar interessante manieren om Facebook te gebruiken. Het posten van kattenfoto’s is voor sommigen blijkbaar van vitaal belang en ik wil dat gerust respecteren, maar daarover heb ik het nu niet.

Ik volg op Facebook enkele kunstenaars die flarden van hun werk tonen. Ik heb het dus niet over lieden die enkel naar recensies over hun werk verwijzen, of uitnodigingen voor hun vernissages plaatsen of berichten over een prijs die zij hebben gewonnen. Deze creatievelingen gebruiken Facebook als visitekaartje. Neen, ik heb het over schrijvers, tekenaars, schilders of fotografen die ons een inkijk gunnen in hun dagelijkse praktijk. In hun atelier. Dat zijn er niet bijzonder veel, al bij al, en dat is ook niet wenselijk want de versnippering van de aandacht kan niet eindeloos doorgaan – focus is uiteindelijk een kwestie van intellectuele hygiëne.

Sommigen plaatsen met dezelfde bedoeling op Facebook een wegwijzer naar een minder efemeer medium. Bijvoorbeeld een blog. Op deze eerste manier maak ikzelf ook gebruik van Facebook en wil ik het zeker blijven gebruiken: om aandacht te vragen voor mijn eigen foto’s en teksten.

Cultuur- en nieuwsconsumenten gebruiken Facebook om op hun trouvailles te wijzen: een goed artikel of boek, een interessante tentoonstelling, een tot denken aanzettende opinie. Facebook als cultuuragenda of nieuwsselectiemachine. Niets mis mee, met dit ‘verspreiden van bewustzijn’ (Jeroen Olyslaegers), zolang je, zeker als het over politieke berichtgeving gaat, maar voor ogen houdt dat de selectie altijd wordt bepaald door de vrienden die je zelf hebt gekozen. Iedereen draagt een paardenbril. Daarom heb ik altijd ook Facebookvrienden toegelaten wier oriëntatie ik niet helemaal of zelfs helemaal niet deel. Zij verschaffen mij een kijk op een deel van het spectrum dat veel breder is dan dat ene segmentje waar ik mij bevind. Dat slechten van schotten is een voortdurende strijd, niet alleen bij de selectie van vrienden of het delen van berichten, maar ook in het liken en volgen. Hele strategieën worden hier ontwikkeld, en ze zijn niet altijd helemaal onschuldig. Vaak zijn het ook strategieën van misleiding, van schending van vertrouwen, van verdoken ironie, van voorgewende naïviteit.

En dan zijn er ten slotte de meningen – en daarover wil ik het hebben.

*

Een goede vriend zette mij twee weken geleden aan het denken. Ik had mijn zoveelste politiek getint linkiewinkie-meninkje geventileerd en hij wees mij op de logische inconsistentie van mijn argument. Wat ik beweerde over de ene partij was namelijk evengoed van toepassing op de andere. Ik bleek verstrikt te zitten in mijn vooroordelen. Ik had uiteindelijk niet méér gedaan dan nog eens een draai geven aan mijn ratel. En inderdaad, die ratel begint ook mij eentonig in de oren te klinken.

Facebook lijkt het verspreiden van meningen te bevorderen, en op die manier de democratie te versterken. Wantoestanden komen sneller aan het licht, en zo wordt Facebook ook een verontwaardigingsmachine. Maar Facebook is helaas ook een anesthesiemachine. Want het medium heeft een verlammende werking – en dat is de conclusie waartoe ik de voorbije twee weken ben gekomen. De participatie aan dit medium heeft een in hoge mate ritueel karakter. Rituelen zijn handelingen die mensen stellen om niet te moeten raken aan wat zij niet aankunnen: het transcendente, manifeste onzin, de ondoorgrondelijke schoonheid van het leven, hun onmacht, de dood.

Het ventileren van meningen is ijdel, in menig opzicht. Het is ijdel omdat we voortdurend ons ego willen gestreeld zien (‘duimpjes tellen’), maar ook omdat het meestal vruchteloos is, in de zin van steriel. We omringen ons met gelijkgestemden en botsen steeds op dezelfde andersdenkenden. De overtuigden moeten niet overtuigd worden en schurken zich dicht tegen elkaar aan, met de andersdenkenden blijkt toenadering onmogelijk. Integendeel, de hardnekkigheid waarmee iedereen zich op het eigen standpunt vastzet, neemt alleen maar toe. Facebook is derhalve ook een polarisatiemachine. Men wil vooral consistent blijven met zichzelf en met de aangemeten identiteit die men de anderen wil voorspiegelen.

*

Ik kan mij voorstellen dat de overheid Facebook met argusogen bekijkt. Enerzijds is het in deze tijd moeilijker om manifest malafide en obscene praktijken onverborgen te houden. We beleven het ene demasqué na het andere – en dat is uiteraard goed. Maar anderzijds weet hogerhand ook wel dat al die potentiële opposanten, terwijl ze achter de cursor op hun schermen en schermpjes aanhollen, niet op straat komen en dus ongevaarlijk blijven. De polarisering speelt de overheid in de kaart. ‘Laat ze hun verontwaardigingsenergie maar opgebruiken met likes te turven en elkaar te bekampen, zo krijgen ze de indruk dat ze iets te betekenen hebben maar wij weten wel beter.’ Je hoort het de bewindslieden denken.

Bovendien is ook het volgende waar. Er gebeurt de laatste tijd wel erg veel dat onze verontwaardiging opwekt of dan toch zeker zou moeten opwekken. Terreur, sociale afbraak, milieuschade, aankoop gevechtsvliegtuigen, polarisering, sociale ongelijkheid, intimidatie, enzovoort enzovoort. Toen enkele dagen geleden de ‘Panama Papers’ opdoken, vroeg iemand – uiteraard op Facebook – wanneer we nu eindelijk op straat zouden komen en wat we dan het eerst in brand zouden steken, de banken of het parlement. De vraag was ironisch en retorisch – en dat is veelzeggend. We komen natuurlijk niet op straat. Maar hoe komt dat? Waarom blijven we zitten? Waarom kwamen de mensen vroeger misschien meer en gemakkelijker op straat? Indertijd werd er bijvoorbeeld gemanifesteerd tegen de aankoop van gevechtsvliegtuigen voor een bedrag (nog in Belgische franken) waarmee we er nu maar eentje kunnen kopen. Nu passeert de schandelijke aankoop van een heel eskader nagenoeg ongemerkt (of het zou moeten zijn dat er volgende week op de antigevechtsvliegtuigenbetoging opeens honderdduizend man op straat staat). Blinde besparingen in de culturele en sociale sector, en het schaamteloze gegraai in de portemonnee van de allerkleinste garnalen: dat verandert weinig aan de zaak.

Ik denk dat ik minstens een deel van het antwoord weet. Vroeger, en daarmee bedoel ik dan de tijd vóór het internet en de sociale media, kwamen de mensen wellicht ook op straat gewoon om zich te informeren en om hun ongenoegen of woede over wat ze al in rudimentaire vorm hadden opgevangen te kanaliseren en te ventileren. Deze preliminaire fasen van het verzet worden nu thuis uitgewerkt en afgebot. Op het moment dat ze de straat zouden kunnen opgaan, is de verontwaardiging van de meesten al opgesoupeerd.

Ik kan mij voorstellen dat als mensen indertijd, in pre-Facebooktijden, uit verontwaardiging op straat kwamen, en als zij daar elkaars verontwaardiging versterkten, bijvoorbeeld door nog meer informatie te vergaren dan de schaarse informatie waarover ze al – via geruchten en dergelijke – beschikten, dat er zich dan ter plekke een soort van morele explosiviteit kon ophopen die aanleiding kon geven tot instant-acties. Deze vormden een grotere bedreiging voor de gevestigde macht dan wanneer mensen nu, als ze al actie voeren, overgeïnformeerd en dus ook in zekere zin murw en vermoeid, op straat komen en elkaar daar, samen oplopend, enkel nog bevestigen in hun ongenoegen. Dat is toch de indruk die ik opdeed die enkele keren het afgelopen jaar dat ik ergens meeliep in een stoet: iedereen is overtuigd van zijn gelijk, iedereen doet mee aan het ritueel, maar niemand verwacht écht dat het iets uithaalt.

Overigens is het bereik dat wij, Facebookgebruikers, met onze meninkjes hebben, uitermate beperkt. (Ook al denken we soms het omgekeerde.) We vissen voortdurend in dezelfde vijver, vangen steeds dezelfde vissen, en gooien die dan steeds terug in hetzelfde water. We worden door enkele tientallen, misschien twee- of driehonderd mensen gelezen, en dat is het dan. Het aantal Facebookgebruikers dat een publiek van meer dan duizend koppen bereikt, is wellicht gering. We maken deel uit van een zichzelf bewierokende, door jaknikkers bevolkte niche. Zeer onschadelijk, zeer onschuldig.

*

Ik blijf Facebook gebruiken. Om mooie dingen op te zoeken en te delen, om af en toe eens een goed artikel te lezen, verspreid door mensen die beter geïnformeerd zijn dan ik of die beter kunnen beargumenteren waarvoor zij staan, of om een leuke You Tube te bekijken. Maar met politieke meningen ventileren stop ik. De wereld is voor mij te complex geworden om te ‘vind-ik-leuk’-en – en neen, de recent toegevoegde mogelijkheid om te moduleren met ‘geweldig’, ‘grappig’, ‘verbluft’, ‘verdrietig’ of ‘boos’ vind ik niet toereikend.

*
De vraag blijft levensgroot en schreeuwt om een antwoord, als we tenminste het democratische potentieel van de sociale media beter willen benutten: hoe komen we van informatie tot activisme zonder onderweg aan vermoeienis, saturatie, verdoving en verlamming ten prooi te vallen? Want dit is in elk geval duidelijk: een gevolg van het uitblijven van activisme is uiteraard dat de macht minder onder druk komt te staan. Mocht Facebook het tegenovergestelde bewerkstelligen, het zou allang verboden zijn. Sterker nog, het zou nooit zijn uitgevonden.